Column WR: Laatste keren

Laatste keren ontgaan ons vaak. De laatste keer dat ik een koetjesreep at, de laatste keer dat ik een cassettebandje in mijn walkman stopte, de laatste keer dat ik een strippenkaart gebruikte. Ik heb er geen herinneringen aan, simpelweg omdat ik destijds niet besefte dat ik met een allerlaatste keer te maken had.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen, laatste keren die we ons wel herinneren. Gebeurtenissen waar we naar hebben uitgekeken of die juist met terugwerkende kracht betekenis hebben gekregen. Mijn laatste schoolexamen, het laatste potje Rummikub met mijn oma, de laatste kus van mijn nu ex-vriend.

Op dit moment besef ik heel goed dat ik met een laatste keer te maken heb. Dit is namelijk mijn allerlaatste column die ik schrijf voor de Wieler Revue. Dat heeft ermee te maken dat ik onlangs mijn allerlaatste wedstrijd als profwielrenster heb gereden. Ook zo’n gebeurtenis die pas met terugwerkende kracht betekenis heeft gekregen. In sommige gevallen vind ik het namelijk wel prettig om bij die laatste momenten niet teveel stil te staan. Van mijn laatste jaar als profwielrenster wilde ik dan ook geen sentimentele afscheidstournee maken. Maar op het moment dat ik besefte dat ik niet meer elke training, elke wedstrijd en eigenlijk elk uur van de dag, kan beleven en benaderen alsof het mijn eerste is als wielrenner, besloot ik dat het tijd is om te stoppen. En zo heb ik er in één klap heel veel laatste keren bij. Mijn laatste intervaltraining, mijn laatste koffieritje met ploeggenoten, mijn laatste trainingskamp, mijn laatste overwinning, mijn laatste wereldkampioenschap, mijn laatste rood-wit-blauwe trui. Maar ook mijn laatste zitvlakontsteking, de laatste keer de smaak van bloed in mijn mond, de laatste keer in de grupetto bergop, de laatste keer midden in de nacht opstaan om de koelkast te plunderen, de laatste bruiloft die ik heb moeten missen…

Het mooie is dat er nu ook weer heel veel eerste keren gaan komen. De eerste keer dat ik straks kan winkelen zonder bang te zijn voor spierpijn, de eerste keer dat ik een ondernemersplan schrijf, de eerste keer dat ik een museumjaarkaart koop en ook echt tijd heb om te gaan. Maar bovenal kijk ik uit naar de eerste keer dat ik langer op het terras kan zitten dan op mijn zadel, onder het genot van een biertje!

Bedankt Wieler Revue en bedankt u, mijn lezers, de wielerfans, voor de afgelopen zes jaar waarin ik op deze plek mocht vertellen over mijn ervaringen in het peloton. Vijftien jaar heb ik daarin rondgefietst, ik heb over de hele wereld vrienden gemaakt en talloze landen mogen bezoeken. Ik heb het vrouwenwielrennen in deze jaren enorme stappen zien maken en blijf ook de komende jaren nog actief betrokken vanuit, onder andere, de UCI Atleten Commissie. Het is een avontuur geweest dat mijn leven verrijkt heeft en ik ben niet bang om toe te geven dat ik mijn concurrenten/ collega’s, juryleden, speakers, organisatoren en al die andere mensen die ik jarenlang wekelijks tegenkwam best een beetje zal gaan missen. Tot slot hoop ik dat mijn plaats hier wordt ingenomen door iemand die aan het begin staat van dit avontuur en heel veel eerste keren gaat beleven in de wielersport!

Column WR: Winnaars en overwinnaars

“Wat een poppenkost, echt idioot. Ik ga m’n best doen.”

U hoeft niet bang te zijn dat de kersverse Olympische kampioene gaat zweven. ‘Anna van der Breggen’ is synoniem voor ‘nuchter’. Toen ik haar een paar dagen voor de wedstrijd succes wenste, was bovenstaande haar antwoord. En daar heeft ze zich aan gehouden. Van der Breggen laat zich niet gek maken of intimideren door de poppenkast die ook wel de Olympische Spelen genoemd wordt. Ze reed koelbloedig en sloeg op het juiste moment toe. Met een gouden medaille als resultaat.

Zoals we allemaal weten heeft deze wedstrijd een dubbel verhaal. In een fractie van een seconde voltrok zich een drama. Eén bocht en een paar regendruppels minder en die gouden medaille had niet om de nek van Anna, maar om die van Annemiek van Vleuten gehangen.

Zoals Anna nuchter is, is Annemiek veerkrachtig. Ik weet maar van weinig mensen, of misschien wel van niemand, die zoveel tegenslag in zijn of haar carrière heeft gekend. Met een perfect gevoel voor timing weet Annemiek op de meest beroerde momenten botten te breken of geperforeerde longen op te lopen. En dan zijn er ook nog die liesslagaders die met regelmaat uit de knoop gehaald moesten worden. Niets kan Annemiek er echter van weerhouden weer op de fiets te klimmen en iedereen, inclusief zichzelf, te verbazen.

Niet alleen Annemiek verbaasde zichzelf in Rio, ook Ellen van Dijk deed het beter dan ze in de aanloop naar deze wedstrijd had verwacht. Na een sterke wegwedstrijd leek ze op weg naar een gouden medaille in de tijdrit, tot ook hier een stuurfout die droom in rook liet opgaan. Maar naar mijn mening was haar grootste prestatie dat ze voor het eerst sinds lange tijd weer droomde van, en geloofde in een medaille. De vrouw met de sterkste benen van het peloton had nu eindelijk ook de sterkste kop erop. Op het WK revanche Ellen!

Tot slot was daar Marianne Vos. Je zou haar in die emotionele achtbaan, die de Olympische Spelen voor de Nederlandse vrouwen was, bijna vergeten. Terwijl zij voor de oppervlakkige sport-fan waarschijnlijk de grote favoriete was, weten insiders dat het al een prestatie van wereldformaat was dat Marianne überhaupt aan de start stond in Rio. Want ook zonder gebroken botten kun je tegenslag hebben. Na jaren oppermachtig te zijn geweest, moet het extra moeilijk zijn om niet mee te kunnen doen met het spelletje waar je zo van houdt. Grote bewondering voor haar comeback, want haar weg terug was geen gemakkelijke. En hoewel ze nu niet meer zelf op de top van de Olympus staat, was het prachtig om te zien hoe zij Anna daarop hielp. Dat noem ik geen Olympische titel verliezen.

Ja, deze Olympiade was idioot. Maar op een andere manier dan Anna vooraf had kunnen bedenken. Met het beeld van Annemiek op het netvlies was even moeilijk om van Anna’s gouden medaille te genieten. Maar nu ben ik zo trots. Niks geen poppenkast, puur winnaars en overwinnaars zijn het, alle vier.

Column WR: Vrouwen, verenigt u!

Ik ben allergisch voor autoriteit en heb een hekel aan onrecht. U kunt van mij aannemen dat dit een goede basis is om mijzelf regelmatig op te vreten van ergernis (en in de nesten te werken) binnen het vrouwenwielrennen.

Hoewel ik als jonge wielrenster nogal eens licht ontvlambaar kon zijn, weet ik inmiddels dat meteen je grote mond opentrekken niet altijd de beste methode is. Nu ik ruim twaalf jaar in het peloton meefiets, heb ik geleerd mijzelf af en toe iets genuanceerder uit te drukken (althans, dat probeer ik). Helaas constateer ik ook dat sommige zaken in die twaalf jaar niet veranderd zijn. Natuurlijk, zoals ik op deze plek vaak benadruk, het vrouwenwielrennen zit in de lift. Het peloton is niet meer te vergelijken met twee decennia geleden. We hebben een beter wedstrijdprogramma, professionelere teams en zelfs ons salaris en de media-aandacht groeit langzaam mee. Maar helaas groeien sommige ‘types’ binnen onze sport niet mee. Hoewel ik als 20-jarige misschien een grote mond had, liet ik me destijds wel een oor aannaaien. Mijn toenmalige teammanager liet mij onder druk een contractverlenging (voor 75,- euro per maand) tekenen. Ik had geen idee dat hij daar helemaal geen recht toe had. En dus tekende ik maar.

Ondertussen ben ik door schade en schande wijzer geworden en laat ik me niet meer zomaar iets wijs maken. Dacht ik. Want ook ik bleek vorig jaar weer zo’n ‘type’ getroffen te hebben. En dan nog een veel extremere versie dan die van tien jaar geleden. Nu laat ik me echter niet meer van alles en nog wat door mijn neus boren. Standvastig en met gegronde argumenten probeer ik mijn gelijk te bewijzen. Hoewel ik niet als enige op een zeer onprofessionele manier behandeld werd, blijft het moeilijk om met ploeggenotes een front te vormen. Problemen vermijden is makkelijker dan de confrontatie aangaan en te strijden.

Daarom wil ik soms wel uitroepen; “Vrouwen, verenigt u!”. Zolang we ons inlaten met types die in het zakenleven mislukken en denken in het vrouwenwielrennen wel hun machtsspelletjes te kunnen spelen, houden we de ontwikkeling van onze eigen sport tegen. Je kunt tegen je collega’s urenlang klagen op de fiets en in kleedkamers over het feit dat je je salaris of prijzengeld niet uitbetaald krijgt, dat je respectloos behandelt en misschien zelfs wel (emotioneel) misbruikt wordt. Zolang je niet gezamenlijk optrekt en je mond open doet bij organisaties als de UCI of je nationale federatie, die je wel kunnen helpen, verandert er niets. Door mijn rol als vertegenwoordigster van het vrouwenwielrennen binnen de UCI atleten commissie weet ik dat deze organisatie misstanden wil voorkomen en dergelijke klachten van wielrensters serieus behandelt. Ik weet dat dit heel eng kan zijn, maar weglopen voor problemen betekent dat volgend jaar een andere renster in hetzelfde pakket zit. Daarom, trek alsjeblieft je mond open!

Column WR: Toen ik Laurens ten Dam was

Twee weken geleden wilde iedereen Tom Dumoulin zijn (zelfs Koning Willem-Alexander leek ietwat jaloers toen hij zag dat zijn volk en masse naar voor hem naar Gelderland was gekomen) en nu dromen we ervan hoe het zou zijn om a la ‘de kleerhanger’ uit Nuenen, Nibali en co aan gort te fietsen in het hooggebergte. Maar ik niet, ik wil geen Dumoulin of Kruijswijk zijn. Ik ben liever Laurens ten Dam.

Laurens ten Dam worden was nooit een doel van mij, maar een poosje geleden realiseerde ik me ineens dat ik wel wat van hem weg heb. (Niet dat ik opeens tien kilo afgevallen ben en twintig centimeter gegroeid. U zult me deze zomer ook niet met holle ogen en een slijmbaard in de Franse Alpen kunnen bewonderen.) Ik had die bewuste dag een mooie rit van een uur of vijf, door een uitgestrekt natuurgebied gemaakt (oké, dat is misschien nog wat aan de korte kant voor LTD) en ik zat met een biertje op de veranda, te genieten van de mooie avond. En om het plaatje compleet te maken was mijn vriend een paar flinke lappen vlees aan het grillen op de barbecue.

Er zijn natuurlijk meer verschillen dan overeenkomsten. Zo rijd ik hier niet in een ronkende Chevy maar in een rammelende Ford Focus. Ook zit ik niet in Californië maar in North Carolina (zeker zo mooi trouwens). Tot slot heb ik niet mijn hele gezin mee kunnen verhuizen, mijn vriend kon slechts drie weken vrij nemen zijn werk.

Dus misschien is onze enige overeenkomst wel dat we allebei een groot deel van het jaar in de Verenigde Staten doorbrengen. Maar toch denk ik dat ik LTD wel snap. Wielrennen begint als een avontuur, maar na een paar jaar merk je dat het avontuurlijke er wel een beetje vanaf is. Het vliegtuig brengt je elk wielerseizoen naar dezelfde bestemmingen en je hebt meer oog voor je wattagemeter dan de natuur om je heen. Een verandering van omgeving brengt dit avontuur weer terug. Je past je aan, leert nieuwe dingen en merkt dat een andere aanpak ook werkt. Ik mag hier niet voor LTD spreken, zo goed ken ik hem niet, maar ik hoop dat dit land voor hem net zo’n motivatieprikkel is als voor mij. Dus ik weet niet wat jij doet Laurens, maar ik blijf hier nog even hangen! Die Giro gaan we niet meer winnen (dat kunnen we nu wel aan Kruijswijk overlaten), maar dit avontuur brengt weer heel andere mooie dingen.

(foto: Marco Bakker, Elsevier)

Column WR: Rioreferendum

Geen Oekraïnereferendum voor mij. Terwijl in het land gediscussieerd wordt over het wel of niet naar de stembus gaan, sta ik mijn eigen opties tegen elkaar af te wegen. Wel of geen overschoenen vandaag? Regenjasje aan of uit?

Zodra je in Groningen aankomt lijkt de rest van de wereld heel ver weg. Dat komt niet alleen door de plek (een ‘vakantiepark’ in Stadskanaal), het is ook een beetje topsporter eigen om je af te sluiten. Het enige papier dat ik deze week in mijn handen heb is het routeboek van de Energiewachttour, de Panama Papers zie ik enkel op Twitter langskomen.

Sowieso zijn die Panama Papers een ver-van-ons-bed-show. Als winnares van de Energiewachttour is het bepaald niet nodig om je prijzengeld (€ 326,-) door te sluizen naar een belastingparadijs. Of Ellen van Dijk moet (zonder mijn medeweten, en dat is zo goed als onmogelijk) een profvoetballer aan de haak hebben geslagen. Het enige wat ik zoek in de ‘papers’ is een vermelding van de Nederlandse rensters die zo succesvol zijn geweest dit voorjaar. Helaas.

Voor de Energiewachttour snap ik het nog wel. Ik zou als journalist ook liever in de auto naar Roubaix stappen dan de boot naar een afgelegen Duits eilandje als Borkum te nemen. Maar goed, wij hebben ook een World Tour tegenwoordig. En we waren ook in Gent, Wevelgem en Oudenaarde. En Hoogeveen is toch ook wel aan te rijden? Er waren twee overwinningen in die World Tour voor Chantal Blaak en een aantal eervolle vermeldingen voor Anna van der Breggen, Lucinda Brand en Annemiek van Vleuten. De enige keer dat ik de landelijke pers echter massaal zag uitrukken was in Dwingeloo. Voor de comeback van Marianne Vos is het schijnbaar wel de moeite waard om een paar uur in de auto te zitten (dit overigens tot net zo goed tot ergernis van Vos zelf, zij ziet ook liever dat er aandacht besteed wordt aan topprestaties). Zelfs in dit tijdschrift miste ik een mooi verslag van de enige World Tour wedstrijd die in ons land verreden wordt, mét Nederlandse winnares!

Dus vertel ik het u maar. De dames zijn goed bezig. Ze rijden harder dan ooit en leggen elkaar het vuur na aan de schenen. De bondscoach moet in zijn laatste jaar nog een lastige keuze maken. Wie gaat hij naar de Olympische Spelen sturen? Ik stel voor dat we er een referendum over houden. Chantal Blaak naar Rio, ja of nee? Misschien dat ze dan wel de krant haalt.

Column WR: Koffie, bacon en Tequila

Potten Speculoospasta en pindakaas, hagelslag, suikerbrood, ontbijtkoek en wafels. Mijn nieuwe werkgever heeft mij aangetrokken om mijn Amerikaanse ploeggenoten wegwijs te maken in het Europese peloton, maar als ik zo de ontbijttafel rond kijk vraag ik mijzelf af of ik wel zo’n goede invloed heb. Met alle liefde deel ik met hen de lekkernijen die de Nederlandse keuken te bieden heeft, maar het is natuurlijk veel belangrijker dat ik mijn ploeggenotes zonder kleerscheuren door de voorjaarsklassiekers loods. (Het is wel prettig dat wanneer ze dan met samengeknepen billen, in een op hol geslagen peloton, over Vlaamse kasseien denderen, ik ze kan motiveren (of troosten na de finish) door een stroopwafel uit mijn zak te toveren.) Maar behalve dat ik hen het reilen en zeilen van het Europese peloton probeer bij te brengen, steek ik ook nog heel wat op van die Amerikanen. Bijvoorbeeld…

dat koffie maken een sport op zich is. Ik hou persoonlijk best van een lekker kopje koffie en ik heb ploeggenotes meegemaakt die niet functioneerden voordat er drie dubbele espresso’s weggetikt waren, maar mijn nieuwe ploeggenoten gaan een stap verder. Ik zal ze over het algemeen geen fijnproevers noemen, behalve als het op koffie aankomt! Ten eerste hebben ze allemaal hun eigen apparatuur mee om koffie te maken. Ten tweede zijn hun koffers gevuld met favoriete koffiebonen en die worden voor elk kopje koffie vers gemalen. Tot slot ontstaat er na een paar weken in Europa een levendige zoektocht en handel in koffiebonen, omdat ze door hun bonenvoorraad heen zijn. Het voordeel voor mij is dat ik niet meer in de rij hoef te staan bij de koffieautomaat aan het ontbijtbuffet.

dat spek goed voor je is. Tenminste, dat beweren zij. En hoe kan ik het oneens met ze zijn als ze allemaal even slank en fit zijn? En dan heb ik het niet over marshmallows, maar over bacon. Borden met uitgebakken spek zie ik langskomen bij het ontbijt. Af en toe nog met een vette worst en een roerei erbij. Mijn maag draait zich drie keer om bij het idee alleen al! Ik vind mijn schaaltje havermout met een appeltje erdoor een betere keuze, maar dit is duidelijk een advies dat ze niet van mij aannemen. Er zal een zeer volhardende diëtist aan te pas moeten komen om hen van deze gewoonte af te kunnen brengen.

dat tequila een medicijn is. Ik denk dat de farmaceutische markt nergens groter is dan in de Verenigde Staten, maar toen een Argentijnse bacterie in mijn maag er voor zorgde dat koersen zo goed als onmogelijk was, schonk mijn ploegleidster mij gewoon een flink glas tequila in. Het leek mij een nogal ouderwetse methode om een bacterie met sterke drank te lijf te gaan, maar na drie dagen hield ik alles wel weer binnen. En ik heb nog nooit zo lekker geslapen als die week…

Vat dit echter niet verkeerd op, iedere cultuur heeft zo zijn eigenaardigheden en ik maak wel degelijk deel uit van een zeer professionele ploeg. Dat denk ik toch…

Klik hier voor de Engelse versie van deze column op Cyclingtips.com

Column WR: Het ritme van Zuid-Amerika

Stel je eens voor dat je na afloop van een week koersen opgepikt wordt bij je hotel door een rammelend busje met een chauffeur die slechts drie woorden Engels spreekt. Na een onstuimige start door de drukke stad worden de wegen stiller, rustiger en tot slot verlaten. Na een uur door niemandsland te hebben gereden draait het busje door een imposant hek een lange oprijlaan op. Aan het einde van die laan komt de chauffeur tot stilstand voor een enorme, excentrieke villa. Het huis is vierkant, zalmroze, heeft grote schuifdeuren en zowel ronde als vierkante ramen.

Zie je het voor je? Ik wel. Na afloop van de Tour Femenino de San Luis (een koers die al een avontuur op zich was) dacht ik in een film beland te zijn…

Mijn ploeggenotes en ik worden hartelijk ontvangen en naar een tuin geleid waar meterslange, vrolijk gedekte tafels staan. Aan die tafels zitten ruim honderd feestelijk geklede vrouwen. En ja, die komen mij wel bekend voor. Zonder helm en wielerkleding moet je even goed kijken, maar het zijn echt dezelfde vrouwen waar ik zojuist een week lang mee gekoerst heb. Verderop in de tuin ligt een enorm rooster op hete kolen waar een aantal mannen met ontbloot bovenlijf complete herten en varkens aan het roosteren zijn. We zoeken een plaatsje aan de lange tafels en laten ons de wijn, het vlees en de andere lokale specialiteiten smaken. Na een paar glazen wijn wordt er flink gekletst met ‘de concurrentie’. Die eigenlijk ook veel leuker zijn dan ze op de fiets overkomen! Even later word ik de villa binnengetrokken door iemand die ik herken als de kampioene van Letland. Van binnen blijkt de villa meer weg te hebben van een discotheek dan van een woonhuis. Een DJ, dreunende beats en een meedeinend peloton wielrensters versterkt dat gevoel. Mijn ploeggenotes en ik laten ons meevoeren naar de dansvloer. Hoewel wij zeven dagen lang de lakens uitgedeeld hebben in deze wedstrijd, zijn de rollen zijn nu omgedraaid. Om mij heen zie ik een massa billen en heupen exact op de maat van de muziek bewegen. Op het podium komen dansmoves langs die in een videoclip van Beyonce of Shakira niet zouden misstaan. Ik heb mijzelf afgelopen week met regelmatig afgevraagd wat die Zuid-Amerikaanse meiden in deze wedstrijd deden. Het is me nu echter helemaal duidelijk. Ze missen misschien nog wat vaardigheden op de fiets, op de dansvloer zeker niet! Ik sta hier als een houten klaas en probeer er met mijn vermoeide lijf nog wat van te maken, maar het is een ‘mission impossible’ tussen deze Latina’s, die duidelijk nog wat energie bewaard hebben voor deze avond. Het maakt me niet uit, ik hobbel maar wat mee, maak een dansje met een Spaanse mechanieker en laat een Argentijnse mij wat tango-passen leren. Wat een geweldige gekke, bijna surrealistische avond!

Het is 15 januari, ik ben in Argentinië en ik heb geleerd dat het peloton niet alleen uit serieuze wielrensters bestaat, maar ook uit vrolijke feestgangers. Wekelijks een feestje bouwen met mijn concurrentes is waarschijnlijk niet zo’n goed idee voor onze conditie, maar van mij zou het wel wat vaker mogen. Helaas is het nu tijd om weer in het busje te stappen dat ons terug naar het hotel brengt, mijn ogen vallen dicht en nu droom ik echt weg…

Column WR: Hotelkamerpsychologie

Weet u wat ik absoluut niet mis in mijn ‘off-season’ (naast vliegvelden, vliegtuigen en koffers in- en uitpakken)? Hotelkamers. Even een paar weken in mijn eigen bed, mijn eigen badkamer en bovenal, geen kamergenoot. Heerlijk…

Ook mijn vakantie bracht ik grotendeels hotel vermijdend en dus kamperend door. Toen we de laatste paar nachten van onze vakantie wel in een hotel verbleven, betrapte mijn vriend mij op een heus ‘hotelkamerinstinct’. Zodra ik een hotel binnenkom treedt dit systeem schijnbaar ongemerkt in werking. Als eerste pak ik mijn telefoon om te checken of er een Wi-Fi netwerk is. En zo ja, of het gratis is. Vervolgens heb ik de keuze uit twee tactieken die ik volg bij het betreden van de kamer: als eerste of als tweede gaan. Als eerste (mijn favoriete tactiek) is het namelijk logisch dat je doorloopt naar het verste bed. Dit is meestal de beste keus want dit bed is het verst van de badkamer (u kunt zelf wel invullen waarom dit prettig is) en heeft meestal ook de meeste ruimte naast het bed voor je koffer. Heb je de pech dat er een tweepersoonsbed en een opklapbed in de kamer staan, dan was de tweede tactiek beter, omdat het tweepersoonsbed dan voor jou is (of je moet zo’n asociale kamergenoot hebben die als eerste meteen het beste bed inpikt).

Terwijl ik (de eerste tactiek uitvoerend) naar het verste bed loop voer ik meteen een snelle scan van de kamer uit. Kunnen de bedden uit elkaar geschoven worden? Ligt er een dekbed of een deken op het bed (vooral de smoezelige, ouderwetse wollen deken is een flinke afknapper)? Kunnen de ramen open? Is de kamer schoon? Is er airco? Kunnen bovenstaande vragen in één oogopslag afgevinkt worden, dan voldoet de kamer aan de minimum standaard. Is er daarnaast nog een koelkastje en waterkoker aanwezig? Dikke plus! Bespeurt mijn oog in een zeer uitzonderlijk geval een koffiezetapparaat (of nog beter, een Nespresso machine) dan kan de kamer echt niet meer stuk. Helaas overkomt mij dit laatste maar een enkele keer per jaar.

Op wat details (matras, douchekop, gordijnen, etc.) na, ben je voor de overgebleven factoren die je verblijf veraangenamen of verergeren afhankelijk van je kamergenoot. Al zijn er natuurlijk wel een paar ongeschreven regels die hierbij helpen (maak elkaar niet onnodig wakker (ben je een notoire snurker, zoals ikzelf, neem dan een paar oordoppen voor je kamergenoot mee), geen grote boodschap gaan doen als de ander nog zijn tanden moet poetsen of douchen, niet na elf uur ’s avonds nog een uur met je vriendje gaan bellen, etc.).

Na mijn vriend ingewijd te hebben in de psychologie van de hotelkamer was ons verblijf zeer aangenaam. Gelukkig koos geen van tweeën na vier weken kamperen voor het opklapbed. En ook al verblijft u misschien niet 180 nachten per jaar in een hotelkamer, een aantal tactische adviezen van een doorgewinterde hotel-hopper zijn nooit weg toch?

Column WR: Stoelendans

“Ha Iris, je spreekt met de ploegleider van ploeg X, ik vroeg me af: wat doe je volgend jaar?”
“Ik heb begrepen dat renster A bij ploeg Y gaat rijden.”
“Oh, ik heb begrepen dat renster A bij ploeg Z gaat rijden.”
“Onze ploeg gaat het volgend jaar helemaal anders aanpakken.”
“Renster B heeft ons gebeld, ze wil hier komen rijden maar wij zijn niet zo enthousiast,” aldus ploeg Y.
“Ploeg Y heeft mij gebeld, maar dat is niets voor mij, ik ga nog liever bij de club rijden,” aldus renster B.
“We hebben een aanbod dat je niet kunt weigeren.”
“We willen je echt heel graag hebben, onze manager belt je morgen.”
“Nee, in januari heb je je tijdritfiets al om op te trainen hoor.”
“Renster A heeft bij ons getekend!” aldus ploeg X.
“Heeft de manager je nog niet gebeld? Ja, ze is nogal druk maar ze gaat je echt bellen hoor!”
“Wij gaan deze winter waarschijnlijk windtunneltesten doen. We zijn bezig met een teamhuis in Californië en ik denk dat we ook wel een auto van de ploeg voor je kunnen regelen.”
“Ik ga stoppen” aldus renster A.
“Ik heb de manager gisteren nog gesproken, ze heeft me beloofd dat ze je snel gaat bellen.”
“Wat denk jij van ploeg X?” “Mooie ploeg, echt iets voor jou!” “Neeeee, je moet niet bij ploeg X gaan rijden hoor, daar heb ik hele slechte verhalen over gehoord.”
“Bij onze ploeg kom je niet rijden voor het geld maar om je sportieve ambities te verwezenlijken. Dat is toch veel belangrijker? Je wilt toch een topper worden, of niet?”
“Heeft de manager je nog niet gebeld??” (twee weken later)
“Nee, dat kunnen we niet betalen maar we hebben wel een heel goed bonussysteem. Dus je moet gewoon veel wedstrijden winnen.”
“Ik hoorde van ploeg Y dat je daar getekend hebt?” “Nee hoor, mochten ze willen. Ik heb nog nergens getekend.”
“Hello Iris. I speak you by Facebook. We are new Russia team and we like to have you. I have very very good offer for you. Please let know you come.”
“Ja, ik heb de manager niet meer gesproken, maar als ze je nog niet gebeld heeft zou ik toch ergens anders tekenen als ik jou was.”
“We kunnen je dit bieden, maar dan moet je wel voor morgenmiddag tekenen.”

Het is weer die tijd, iedereen danst rond dezelfde stoelen. Ook in de sport geldt, als de muziek stopt moet je een plekje hebben. U mag raden waar ik volgend jaar ga rijden. Onder de goede inzenders verloot ik een gesigneerde Bigla trui! Twitter #waarrijdtIris

Column WR: Shoppen en kaasfonduen…

Dat is dus wat we niet gedaan hebben in Davos, al is het er de perfecte plek voor. Maar wanneer je met Ellen van Dijk naar de Zwitserse Alpen trekt dan blijven de activiteiten buiten het trainen om beperkt tot core stability en het eten van rijstwafels. En die rijstwafels worden natuurlijk niet in de kaassaus gedoopt. Wat ons dan beweegt om hartje zomer naar dit mondaine Zwitserse ski-resort te trekken?

Hoogtestage. Want als je een beetje serieuze wielrenner bent, dan begeef je je tegenwoordig tenminste drie weken per jaar boven de 2000 meter grens. Nu neem ik mezelf best serieus als wielrenner maar vond ik drie weken in een sociaal isolement niet opwegen tegen het extra aantal rode bloedlichaampjes die dat me op zou leveren. Of nog erger, drie weken 24/7 een paar vierkante meter delen met een ploeggenoot, met wie je ondertussen meer discussies over afgeknipte teennagels op de badkamervloer gevoerd hebt dan met je eigen vriend.

Tot nu toe dan. Een periode zonder grote wedstrijden, een overdosis aan na-tour-criteriums en een laag trainingsmoraal in mijn thuisomgeving zorgde ervoor dat ik spontaan inging op Ellen’s uitnodiging om haar te vergezellen naar Davos. Zo zat ik een dag later al, gezellig rijstwafels etend, in de auto richting Zwitserland. Ik had nog nooit zo uitgekeken naar een sociaal isolement, de rode bloedlichaampjes waren slechts een prettige bijkomstigheid.

Op uitnodiging van het Davos Performance Center werken wij hier onze trainingen af. Ondanks dat ik mezelf dagelijks, hijgend als een astmatisch paard, Alpenpassen tot ruim 2300 meter opsleur heb ik het helemaal naar m’n zin. Of het nu door de zuivere Zwitserse berglucht komt, de eenvoud van mijn dagindeling, het ‘isolement’ of een combinatie van dat alles. Het bevalt me en ik kan het jullie allemaal aanraden. Prof of niet. Het is eigenlijk een soort van retraite, maar dan met elke dag een paar uur fysieke activiteit. Je komt herboren terug!

Nu is het de vraag of ik een ‘hoogteresponder’ ben of niet, maar als mijn hematocriet net zo gestegen is als mijn moraal dan komt het straks wel goed op het wereldkampioenschap. Voor het kaasfonduen en het shoppen kom ik deze winter wel terug. Zonder rijstwafels…

irisellendavos2

fotocredits: Maurice Parrée, Hotel Grischa

Column WR: Blaaskaken gezocht

Juli. Ik zou mijn dagen kunnen vullen met de Tour de France als ik zou willen. Maar na de eerste week wil ik dat al niet meer. De Tour kijken, ja zeker. De Tour tot in den treure analyseren met Studio Sportzomer, Tour du Jour en Vive le Vélo? Nee, bedankt. Ik heb na een week al een overdosis Marijn de Vries, Leontien van Moorsel, Michael Boogerd, Thomas Dekker en ga zo maar door met al die roulerende ‘experts’. Een overdosis die bepaald geen extase bij mij teweeg brengt. Hoe attractief en beklijvend de etappes zijn, zo kleurloos en saai zijn de avondetappes. En wanneer ik eenmaal zit te knikkebollen, valt die ene scherpe opmerking die af en toe wel geplaatst wordt niet meer op. Heel soms lijkt er een heuse discussie op gang te komen maar dan moeten we helaas weer snel over naar Dione de Graaff die op een troosteloze Franse hotelparkeerplaats (met op de achtergrond een mecanicien die fietsen wast) nog maar eens een uiteenzetting van de etappe geeft.

Waarom zijn we het allemaal zo met elkaar eens? En waarom is het moeilijk om te zeggen wat je ergens echt van denkt? Zijn we bang om uit de smaak te vallen bij het grote publiek? Daar heeft Tinkoff-Saxo teammanager Oleg Tinkov in elk geval schijt aan. Van mij mogen ze iedere avond wel even overschakelen naar deze extravagante Russische miljonair. Wat de man mist aan diplomatie compenseert hij met een flinke dosis ‘eigen mening’. Hij staat garant voor boute uitspraken waar je het mee eens of oneens kunt zijn. Wat ik mij afvraag, is die Tinkov nu een blaaskaak die na zijn zakelijke succes denkt overal verstand van te hebben, en dus ook van wielrennen? Of is het een persoon die de conservatieve wielerwereld prikkelt om op een andere, meer ondernemende, manier naar de het wielrennen te kijken? Draagt hij nu bij aan de wielersport of breekt hij alleen maar af? En zou het goed zijn voor het wielrennen wanneer er meer van dit soort types rondlopen? Ik daag u uit eens over deze vragen na te denken.

Ik denk regelmatig na over de toekomst van de wielersport, helemaal nu ik sinds kort deel uit maak van de UCI atleten commissie. Moet onze sport helemaal op z’n kop, met kleine stapjes voortborduren op het bestaande of moet het blijven zoals het is? Moeten we van het vrouwenwielrennen een equivalent van het mannenwielrennen maken of voor een andere benadering, als een op zichzelf staande sport, gaan? Zoveel vragen en zoveel ideeën spoken door mijn hoofd. Misschien moet ik meneer Tinkov eens bellen. Of u als kenner en liefhebber. We hoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar extravagante types en uitgesproken ideeën brengen in elk geval de discussie op gang en zijn op die manier waardevol. ‘Blaaskaken’ mogen zich bij mij melden dus!

Column WR: Als de trui er niet is…

“Als ze er niet is, weet een man pas wat hij mist.” Huub van der Lubbe (De Dijk) dacht bij het schrijven van dit lied aan een prachtige vrouw, maar mag ik zo oneerbiedig zijn om het op een kledingstuk toe te passen? De afgelopen weken overvalt mij soms een gevoel van melancholie. Ik tel de dagen tot het nationaal kampioenschap, alleen kunnen ze mij niet lang genoeg duren. Nog één wedstrijd in mijn kampioenstrui, nog vier trainingen in het rood-wit-blauw… Vanochtend trok ik hem voor de laatste keer aan. Bovenstaand refrein speelde heel de training door mijn hoofd. En ik vraag me af hoe ik zo gehecht heb kunnen raken aan een eenvoudig kledingstuk.

Precies een jaar geleden won ik het Nederlands kampioenschap in Ootmarsum. Een geweldige overwinning en een jaar lang de titel ‘Nederlands kampioen’ en de bijbehorende trui op de koop toe. Maar ik blijf dezelfde nuchtere Iris. Er hangt geen bordje naast mijn deurbel ‘Nederlands kampioen’, mijn salaris is niet verdubbeld en ik schuif nog steeds niet wekelijks aan bij ‘De Wereld Draait Door’. Stofzuigen doe ik (helaas) nog altijd zelf en mijn fiets poetsen ook. De eerste dagen na mijn overwinning gaf het aantrekken van de rood-wit-blauwe trui me stiekem een beetje kippenvel. En ja, ik geef toe, ik bewonderde mijzelf in elke winkelruit waar ik langsfietste. Maar na een poosje weet je hoe je eruit ziet in een winkelruit. En is een trui ook maar een trui. Mijn benen voelen nog steeds niet elke dag als kampioensbenen. Afzien doe ik nog steeds. Kortom; eigenlijk is er niets veranderd.

Echt niet?

Ik zou liegen als ik dat zeg. Want nu het moment daar is dat ik mijn trui moet verdedigen, merk ik hoeveel ik er eigenlijk van geniet. Als kampioen ben je speciaal in het peloton, het rood knalt overal bovenuit. Je krijgt extra aandacht en het wekt bewondering op. Op sommige momenten gaf de trui mij vleugels en kon ik iets extra’s. Je voelt ook een verantwoordelijkheid, als kampioen kun je het niet maken om in de ‘bus’ te finishen. Elke wedstrijd wil je jezelf laten zien, nog meer dan daarvoor. Dus ja, de trui heeft mij als zeker als renster veranderd.

Maar een kampioenstrui is ook speciaal omdat hij maar één jaar om iemands schouders hangt. Daarna wordt het tijd voor de volgende kampioen. Ik hoop dat de renster die hem zaterdagmiddag wint er net zo van gaat genieten als ik. Maar in tegenstelling tot Huub van der Lubbe durf ik op voorhand wel te zeggen dat ik mijn trui ga missen…

Een nieuwe kampioen

Het voelde toch een beetje vreemd, zaterdagochtend in Emmen. Voor het eerst dit jaar mocht ik mijn nummer niet meer op het rood-wit-blauw spelden, maar op een ‘gewone’ Bigla-trui. Het was dan wel weer nummer 1. Een jaar geleden won ik die driekleur in Ootmarsum, zaterdag mocht ik hem dus verdedigen in Emmen. De organisatie had een vlakke, niet bepaald selectieve, ronde uitgezet van 13 kilometer, die we 11 keer reden, 143 kilometer in totaal dus.  In het begin van de wedstrijd reed er een kopgroep van acht rensters weg, zonder favorieten, maar Vera zorgde ervoor dat wij namens Bigla vertegenwoordigd waren. Deze groep kreeg een flinke voorsprong en bleef ruim 80 kilometer vooruit. Met nog 40 kilometer te gaan werd het tempo in het peloton opgeschroefd, de kopgroep ingerekend en brak de wedstrijd echt open. Nu was het aan Annemiek en mijzelf om attent te zijn en te reageren op uitlooppogingen. Dat geen heel goed en uiteindelijk vonden we elkaar terug in een kopgroep van 10 rensters die net voor het ingaan van de laatste ronde ontstond. In deze groep kozen we vervolgens om de beurt de aanval maar helaas reageerden de andere rensters direct op ons en lieten ze het niet over aan bijvoorbeeld Rabobank. Ondertussen zat Lucinda Brand (Rabobank) al een ronde in het laatste wiel en toen zij een aanval van mijzelf counterde en meteen doorging met nog vier kilometer te gaan reageerde er niemand. Dat moment van twijfel was beslissend. Annemiek en ik probeerden het gat nog dicht te rijden maar we kregen geen steun. Onze mede-vluchters waren misschien meer bezig met het behalen van een podiumplaats dan te rijden voor winst. Uiteindelijk brak de kopgroep onder initiatief van Annemiek nog wel maar Lucinda Brand was niet meer te achterhalen en soleerde naar haar tweede Nederlandse titel. Annemiek behaalde nog wel een bronzen medaille achter Amy Pieters (Liv-Plantur). Ik finishte als zesde.

De trui heb ik dus niet met succes kunnen verdedigen. Maar toch kijk ik met een tevreden gevoel terug op deze wedstrijd. Niet alleen omdat we met slechts drie Bigla-rensters (Vera, Annemiek en ik) een knappe wedstrijd hebben gereden, waarbij we niet onder deden voor grotere blokken als Rabobank, Liv-Plantur en Parkhotel. Ook omdat ik toch weer in de finale mee heb kunnen doen en zeker opnieuw kansrijk was voor winst op het NK. Maar wielrennen is ook een tactisch spel, met veel gokken, en dat hebben we deze keer verloren.

Hier kun je de spannende finale nog eens terugkijken: NOS.nl

Klik hier voor de complete uitslag

Foto’s onder: Het moment van het ontstaan van de kopgroep en de kopgroep (credits: CorVosPro.com)

Emmen - Netherlands - wielrennen - cycling - radsport - cyclisme -  Natalie Van Gogh of Parkhotel Valkenburg Continental Team - Demi De Jong of Boels Dolmans Cycling Team - Kim de Baat   pictured during Dutch National Championships road  for women elite in Emmen, the Netherlands on Juni 24-2015 - photo Wessel van Keuk/Cor Vos © 2015

Emmen - Netherlands - wielrennen - cycling - radsport - cyclisme -  Slappendel Iris	of Bigla Pro Cycling Team - Natalie Van Gogh of Parkhotel Valkenburg Continental Team  pictured during Dutch National Championships road  for women elite in Emmen, the Netherlands on Juni 24-2015 - photo Wessel van Keuk/Cor Vos © 2015

Column WR: “Skitta!”

“Iris, als je nu niet eens ophoudt met die grappenmakerij, dan neemt straks niemand je nog serieus als wielrenster.” Het is al lang geleden dat ik dit goedbedoelde advies kreeg van de toenmalige bondscoach, Egon van Kessel. Maar ik was eigenwijs en sloeg zijn advies in de wind. Op mijn eigen manier, al grappend en gek doend, vond ik mijn plaats in het peloton.

Nu ik op trainingsstage ben met de nationale selectie heb ik regelmatig het idee dat ik in de spiegel kijk en mijzelf weer zie, maar dan twaalf jaar geleden. Van de zestien rensters waarmee we in Toscane trainen maken er twaalf deel uit van de talentengroep. Aan tafel voeren de gesprekken mij terug naar de middelbare school. Ook zie ik de blikken van mijn ploeggenoten weer voor me, toen ik als eerstejaars elke dag een ontbijt bestaande uit voornamelijk croissantjes naar binnen werkte. Gewoon omdat ik dat lekker vond, en geen benul had dit niet zo’n beste energiebron voor een wielrenster was.

Begrijp mij niet verkeerd, wij zijn hier op een serieuze trainingsstage waar bondscoach Johan Lammers ons alle hoeken van Toscane laat zien. Maar hoe hard ik de ‘jonkies’ ook hoor piepen in mijn wiel, nog geen half uur na thuiskomst voeren ze alweer het hoogste woord aan tafel. Over ‘tjappies’ (jongens die roken) waar ze geen verkering mee willen. Of over jongens waar ze wel mee willen trouwen (Danny van Poppel bijvoorbeeld). Discussies over wie nu de leukste is: Nick of Simon? Wat je later worden wilt: kapster of iemand die baby’s eruit haalt (verloskundige dus). Hoeveel kinderen ze later willen en wanneer dat moet gebeuren (voor je dertigste in elk geval, anders ben je er te oud voor….slik). Mannelijke generatiegenoten worden gescoord (zowel op uiterlijk als innerlijk). En verder gaat het heel, heel, heel veel over nagels lakken. Een heel enkele keer komt het onderwerp wielrennen aan bod, maar daar zijn ze het allemaal wel redelijk over eens. Wielrennen is heel belangrijk, maar verder niet echt ‘skitta’ (boeiend).

En gelijk hebben ze. Wielrennen moet je vooral niet te serieus nemen. Want hoe vrolijk en naïef je ook bent als beginnend wielrenster, het wordt vanzelf wel een keer ‘serious business’, net zoals dat bij mij gebeurde. Ik hoop dan ook dat ze nog even wachten met trouwen en kinderen krijgen. Kapster worden kan over tien jaar ook nog. En wanneer ze dertig zijn en het wielrennen iets te serieus nemen, moeten ze gewoon een weekje met de talentengroep op trainingsstage gaan. Dan kom je weer helemaal verfrist thuis. En ben je op de hoogte van de laatste YouTube toppers, is je straattaal weer bijgewerkt, heb je keurig gelakte paarse nagels en is je kapsel met militaire precisie bijgepunt. Kun je er zo weer tien jaar tegenaan.

Column WR: “We missen Marianne niet”

Het was een duidelijk antwoord voor de NOS-verslaggever uit de mond van Anna van der Breggen, kersverse winnares van de Waalse Pijl. Ondanks dat er twee Nederlandse wielrensters het podium sierden moest er natuurlijk toch even over Marianne Vos gesproken worden, hoewel ze niet eens aan het vertrek stond in Huy. Zoals het vrouwenwielrennen vroeger alleen uit Leontien van Moorsel leek te bestaan, zo lijkt het nu alleen maar om Marianne Vos te draaien. Voor de buitenwereld dan, in het peloton weten we wel beter. Marianne rijgt de overwinningen niet meer aaneen, zoals ze aan het begin van haar carrière deed. Maar omdat de media gefocust is op Marianne, blijft dat beeld wel bestaan.

Van der Breggen maakt hier boven op de Muur van Huy korte metten mee. “Nee, we hebben Marianne niet gemist”. Haar ploeg is sterk genoeg om ook zonder Marianne te winnen. Dat hebben ze bij Rabo-Liv al vaker laten zien. Toch wordt er in de sportkaternen meer aandacht besteed aan nieuwtjes over Vos, zelfs als ze niet gestart is. Ik denk zelfs dat men in Nederland nog maar amper weet dat Anna van der Breggen de potentie heeft om ‘de nieuwe Marianne Vos’ te worden en haar op momenten zelfs al voorbij steekt.

Vos is het boegbeeld van het Nederlandse vrouwenwielrennen. En terecht. Maar Marianne zit er zelf waarschijnlijk niet op te wachten om het onderwerp van elk nieuwsbericht te zijn. Net zoals ze haar ploeggenotes de overwinning gunt, gunt zij hen ook de media-aandacht die daarbij hoort. Ik probeer me wel eens in te beelden hoe het is om ‘Marianne Vos’ te zijn. En hoe gek het ook klinkt, ik zou niet willen ruilen. Want hoe mooi het allemaal lijkt, ook Marianne heeft wel eens met tegenslag te maken. En dat is nog vervelender wanneer je publiek bezit bent. De NOS vraagt niet aan Anna of ze Iris Slappendel gemist heeft in Huy. Het zal zelfs het geen nieuws zijn geweest wanneer Anna zelf niet gestart was in de Waalse Pijl.

Vos is een fenomeen, daar is geen twijfel over mogelijk. Anna van der Breggen is een fenomeen in wording maar heeft nog niet de status van Vos, die alles op de weg heeft gewonnen wat er te winnen valt. Daarom vind ik het geweldig dat Marianne zich toelegt op een nieuwe discipline, namelijk mountainbiken. Ze kan nieuwe dingen leren in een andere omgeving en stelt zich hiermee nieuwe doelen. Daarmee bewijst ze het vrouwenwielrennen een dienst maar ook zichzelf. En hoewel Marianne in Huy niet gemist werd, was ze in mijn ogen toch ook niet helemaal afwezig. Ze is een uitstekende leermeester voor Van der Breggen. Daarnaast is ze van onschatbare waarde als ambassadrice voor het vrouwenwielrennen en ik ben blij dat ze ook de komende jaren nog actief blijft op de weg.

Twee gouden medailles in Rio, één op de mountainbike voor Vos en één op de weg voor Van der Breggen? Nederland heeft ruimte voor twee fenomenen!

 

(foto: sportfoto.nl)