Toekomst met grenzen
“Een topatleet rent een fractie harder door het gebruik van steroïden? De wereld staat op z’n kop! Werknemers krijgen bionische implantaten opgedrongen om langer te kunnen werken? Saai. Wordt nooit een trending topic”.
Het zijn de woorden van filosoof en schrijver Maxim Februari die ik onlangs las in het NRC en mij aan het denken zette. Hij vraagt zich af waarom wij ons zo druk maken over doping maar niet over verregaande pogingen om de mens te verbeteren in het dagelijks leven.
Als topsporter streef je er constant naar jezelf te verbeteren. Nietzsche noemde dit ‘Übermensch’, Plato noemde het ‘Thymos’ en ik noem het prettig gestoord. Maar hebben we dat niet allemaal een beetje? Wilt u niet het lekkerste kunnen koken van uw kookclub, alle potjes Risk winnen of betere resultaten op uw werk halen dan uw collega’s? Uiteindelijk meten we ons allemaal aan elkaar. Daar is niets verkeerd mee, het maakt ons beter. De vraag is alleen, hoe ver wil je gaan om het beter te doen dan een ander?
Niemand zegt de intelligentie van zijn kind te willen verhogen door zijn hersenen in een elektrodenbadje te dompelen. Maar als de rest van zijn klas dit wel doet, dan kan het met je eigen kind opeens ook wel. Uit recent onderzoek, waarin de mening van mensen gevraagd wordt naar verbetertechnologieën als emphatieverhogers, embryoselectie of elektroden in ons brein, blijkt dat veel Nederlanders dit eigenlijk best een goed idee vinden. Slechts weinigen hadden principiële bezwaren tegen het ingrijpen in het menselijk lichaam.
Volgens mij moeten we dit niet willen. Want ook al zijn er misschien weinigen met principiële bezwaren, er zijn bijvoorbeeld wel sociaal economische bezwaren. Want je zult net als in het wielrennen situaties kunnen krijgen dat de vedetten / de rijksten onder begeleiding van de beste artsen het meest kunnen verbeteren. Zij zullen het sterkste, gezondste en slimste worden. Om maar niet te denken hoe het met de minder bedeelden afloopt die zelf gaan aanrommelen. Ook ethisch gezien moeten we dit onaanvaardbaar vinden.
En dat brengt me weer bij het begin van deze column. En ik stel u de vraag die ik mijzelf de laatste maand ook met enige regelmaat gesteld heb: Wat zou u doen als u renner X was geweest, prof in de jaren 90? Zou het niet net zo zijn als in het dagelijks leven en hebben we er als het erop aankomt weinig principiële bezwaren tegen om in te grijpen in het menselijk lichaam? Zouden wij wel nee kunnen zeggen als je carrière op het spel staat, er vanuit je team, ploegleider of arts druk op je uitgeoefend wordt en je vaak geen maatschappelijk vangnet hebt?
Het gebruik van doping wil ik absoluut niet goed te praten. Wel verbaasde ik me de afgelopen tijd over hoe gemakkelijk mensen een oordeel over een ander vellen. Ik geloof dat wielrennen een toekomst heeft. Die begint op 1 januari 2013. Een jaar waarin wielrenners het allemaal beter willen doen dan een ander. Maar dan binnen de toegestane (en vastgestelde) grenzen. Net als u en ik dat zouden moeten in het dagelijks leven. Verbeter de wereld en begin bij jezelf. Gelukkig 2013!